3. kapel en klooster Kruisheren

thema V - XI
Lieve Vrouwenplein 2‐4
Hier liggen het kruisherenklooster en de kruisherenkapel. In 1904-1905 werd dit ontworpen en gebouwd door architect Caspar Franssen (1860-1932). Het complex omvat een klooster en een kapel. Hoewel de functie van beide gebouwen verschillend is, heeft de architect geprobeerd een eenheid te scheppen. Er zijn overeenkomsten, maar ook verschillen tussen beide gebouwen. Boven de ramen van het klooster zijn bijvoorbeeld rondbogen te zien. Maar de spitsboogramen van de kapel verwijzen naar een latere periode in de middeleeuwen.

Recentelijk is het complex gerenoveerd, in het klooster zijn serviceappartementen gebouwd. In de toekomst zal de kapel behalve voor de kerkelijke bijeenkomsten ook gebruikt gaan worden voor klassieke concerten.

Herbestemming voor kerken en kloosters

Door de ontkerkelijking verliezen steeds meer kerken in Nederland hun religieuze functie. Soms kan een kerk (met aanpassingen) in gebruik blijven als er nevenfuncties worden toegevoegd. Sinds 1975 zijn in Nederland 1340 kerkgebouwen buiten gebruik geraakt, deels als gevolg van het samenvoegen van kerkelijke gemeenten en parochies. Van die 1340 kerken hebben ruim duizend gebouwen een nieuwe functie gekregen; de rest is gesloopt.

In 2008 waren nog 8323 kerken in gebruik. Verwacht wordt dat de komende tien jaar vele kerkgebouwen vrij zullen komen, totaal zo’n twee per week. Dat betekent dat de opgave om nieuwe passende bestemmingen te vinden nog veel groter wordt dan de afgelopen decennia al het geval was. Of kerken een nieuwe bestemming krijgen, hangt af van veel factoren. Vooral bij de vooroorlogse kerken is herbestemmen moeilijk door hun hoge binnenruimte, zeker als er verdiepingen moeten worden ingebracht.

Nieuwe functies stellen ook nieuwe eisen aan het gebouw, bijvoorbeeld met betrekking tot de inval van daglicht, comfort, isolatie of de indeling van de ruimten. Dergelijke aanpassingen brengen soms risico’s met zich mee. Bij ingrijpende aanpassingen zouden de monumentale waarden van een kerk (onbedoeld) kunnen worden aangetast.

De aanpassingen die een herbestemming met zich meebrengt vragen altijd om het maken van afwegingen. De eigenaar is daarbij de eerst verantwoordelijke. zij willen een herbestemming meestal graag uitvoeren met respect voor de historische en architectonische waarden van het monument.

Bron

Bij de renovatie van de kruisherenkapel heeft men de toch al goede akoestiek van de kapel nog verbeterd.

Architectuur en akoestiek in de de kruisherenkapel 

Het effect van een ruimte op de klank van een geluidsbron wordt de akoestiek genoemd. Hierbij spelen onder andere de hoeveelheid, sterkte en richting van de reflecties in de ruimte een belangrijke rol.

Achter de façade met de torens (niet weergegeven op de constructietekening) zijn de gewelven van de Kruisherenkapel weergegeven. Deze kapel heeft een bijzonder mooie akoestiek, de gewelven weerkaatsen het geluid. Bouwkundige aanpassingen die nodig waren om de nieuwe functie als concertlocatie mogelijk te maken, mochten de geluidskwaliteit niet aantasten. Door de bouwconstructie en gebruikte materialen, wordt galm voorkomen en is de spraakverstaanbaarheid in de kapel goed.

De heropening van de kruisherenkapel vindt plaats in juni 2013
De kruisherenkapel werd gewijd aan Onze Lieve Vrouw ter Linde. De uitbouw die hierboven op de foto te zien is een devotiekapel die aan haar gewijd is. Al in de 17de eeuw was de Mariabedevaart naar Uden populair, er zouden zich 'wonderlijke genezingen' hebben voorgedaan waar Maria verschenen was in een lindeboom.
Op de plaats van de verschijning werd al in de 13de eeuw een kapel gebouwd. Een van de taken van de Kruisheren was om de toestroom aan bedevaartgangers op te vangen. Zij zorgden ervoor dat Uden zich als regionaal bedevaartoord kon handhaven tot het begin van de jaren zestig van de 20e eeuw.
bron

Evenals het klooster heeft het gebouw aan de straatzijde een smeedijzeren hekwerk op bakstenen voetmuur tussen met natuursteen afgedekte bakstenen pijlers. Het is een driebeukige kerk onder zadel- en lessenaardaken met shingles gedekt en opgetrokken uit roodbruine baksteen, met rode steen voor de raamdagkanten en gele steen voor de speklagen. Het schip telt zes traveeën, het koor heeft één travee en een zevenzijdige sluiting. De koorsluiting met slanke lancetramen heeft een plat afgedekte kastenomgang met gekoppelde raampjes tussen haast luchtboogachtige steunberen. Tegen de zijbeuken liggen plat afgedekte biechtstoeluitbouwen en aan het eind vijfzijdige absiden
Op het dak staan een slanke, achtzijdige dakruiter en kleine dakkapellen.

Het schip heeft in de zijbeuken telkens twee gekoppelde lancetramen en in de lichtbeuk drie (triplet)ramen tussen steunberen. Tegen de tweede travee van de zijbeuk ligt rechts een dwarsgerichte zijkapel van Maria. 
In de gevel verwijst een verweerde, kalkstenen gedenksteen naar Maria ter Linde. 

Het interieur is uitgevoerd in een combinatie van schoon metselwerk in rood en gepleisterde muurvlakken.  
Het schip heeft een tweedelige opstand met ronde hardstenen kolommen met kalkstenen bladkapitelen, die de gordelbogen van de vierdelige kruisribgewelven dragen. De tripletramen gaan op boven een driedelig (pseudo)triforium met houten luikjes in de middennis. De zijbeuken hebben deels inwendige steunberen en vierdelige kruisribgewelven. Het straalgewelf in de koorsluiting wordt ogenschijnlijk gedragen door kolonnetten die opgaan van kraagstenen.

In het koor en de zijkapellen ligt een vloer van polychrome ornamenttegels., het schip en de zijbeuken zijn belegd met donkere Portugese natuursteen.
De neogotische inventaris omvat onder meer een orgelgalerij met briefpanelen, een gebeeldhouwde preekstoel met een beschilderde klankschelp. Het hoogaltaar heeft een tombe en een retabel
De voorgevel is gevat tussen twee met naaldspitsen en pirons bekroonde traptorens en heeft een groep van drie portalen met wimbergen, waarboven een tripletraam. In de met een kruis bekroonde topgevel is een nissengeleding met Mariabeeld onder een baldakijn. 
Het portaal is binnen overdekt met drie kruisgewelven.
bron

kruisherenklooster

Aan de linkerzijde van de kapel bevindt zich het L-vormige klooster, dat met de kapel een rechthoekige voortuin omsluit achter een smeedijzeren hekwerk tussen bakstenen pijlers. Het complex is tegelijk met de kapel tot stand gekomen en in 1939 en 1985 aan de achterzijde uitgebreid. Het telt twee bouwlagen, gedekt met leien zadeldaken en is uit dezelfde materialen opgetrokken als de kapel.
De linkervleugel heeft een topgevel met drie vensterassen en een neogotisch ingangsportaal. Deze vleugel telt acht traveeën, tot de aansluiting met de zes traveeën tellende vleugel die parallel aan de straat loopt. De detaillering is tamelijk eenvoudig met siermetselwerk in de gele speklagen en een ruitpatroon in de topgevel. De zesdelige stolpramen onder segmentbogen met siermetselwerk vullingen zijn in 1993 in kunststof vernieuwd, waarbij op de verdieping van de zesruits indeling is afgeweken. De daken hebben stenen dakkapellen met pirons
Het rationalistisch-neogotische karakter blijkt uit het aan de linkervleugel iets uitspringende trappenhuis en het onder een afzonderlijk tentdak gevatte trappenhuis aan de achterzijde. De latere vleugel is uit baksteen opgetrokken en heeft getoogde roederamen, smeedijzeren sierankers en een overbouwde plaats aan de tuinzijde. 
Op zolder waren de broederkamers. In de achtervleugel bevond zich de refter met eenvoudige eiken banken en een balken plafond. In de aansluitende ruimten waren oorspronkelijk werkplaatsen en wasserij gevestigd.

In het klooster zijn nu een- en tweepersoons appartementen gebouwd. De voordeuren zijn vervangen door een glazen pui, maar hebben binnen een nieuwe plek gekregen. 

bron
Door BAS architecten is aansluitend op het kruisherenklooster ook een nieuw appartementencomplex voor senioren gebouwd.