5.4.13

architectuurroute Uden


In 2012 stelden de Udense architecten Lamber Mickers en Harry van Schijndel in samenwerking met Adriaan Sanders van de Udense heemkundekring en kunstdocent Karel den Biggelaar een architectuurroute samen. De route leidt langs gebouwen in Uden die een bijzondere of karakteristieke waarde hebben. 
Op de website van stichting C vind je een kaart van Uden en inleidende teksten bij de gebouwen die de moeite van het bekijken waard zijn. Op deze digitale routekaart staan alle interessante plaatsen vermeld. Wanneer je op een punt op de kaart klikt komen er toelichtende teksten en foto's van de gebouwen in beeld.

CKV-docenten van het Udens College hebben specifieke opdrachten gemaakt, die je als Culturele Activiteit binnen het kader van de discipline architectuur uit kan werken. Je krijgt deze opdrachten op school, samen met een papieren routekaart. Op dit blog vind je aanvullende informatie die je voor het uitwerken van de opdrachten nodig hebt. De menubalk van dit blog correspondeert daarom met de nummering van de digitale (en de papieren) routekaart. Het is de bedoeling dat je bij de uitwerking van deze opdrachten zoveel mogelijk gebruik maakt van zelfgemaakte foto's en de kijkwijzer architectuur.


Waar mogelijk zijn bij de tekst specifieke bronnen aangegeven. Aanvullende informatie over stijlen en stromingen kun je vinden in de architectuurgids. Het Nederlands Architectuur Instituut biedt daarnaast veel informatie, en heeft ook een blog.

Wikipedia heeft een lijst met bouwkundige begrippen samengesteld, en een lijst van vaktermen uit de vestingbouwkunde.

Bronnen met historische achtergrondinformatie over Uden en omgeving zijn het Brabants Historisch Informatie Centrum, het Monumentenhuis Brabant en het Uden Archief.

Bestemmingsplan en bouwprojecten van de gemeente Uden vind je op de site Uden bouwt en hier.

Een boekje met de fietsroute is - zolang de voorraad strekt - ook verkrijgbaar bij het VVV in Uden.

onderwerpen architectuuropdracht

4.4.13

3. eclectische dokterswoning

thema XVII
Lieve Vrouwenplein 7

Dit monumentale witte huis is gebouwd in de achttiende of vroege negentiende eeuw. In 1870 kreeg het een extra verdieping. Rond 1900 kwam er een haakse aanbouw aan de achterzijde, en ca.1920 een tuinkamer. In deze voormalige dokterswoning zijn allerlei stijlen terug te vinden uit het verleden. De witte gevel is niet wat het lijkt: de bakstenen muren zijn helemaal in blokverband gepleisterd, waardoor lijnen zijn aangebracht. Dit noemt men cassetteversiering. De gevel heeft zes traveeën op een 'plint'. De strakke verdeling van de ramen en de horizontale lijnen sluiten aan bij ideeën die in de renaissance gebruikelijk waren. Met een evenwicht tussen verticale en horizontale elementen werd naar harmonische verhoudingen gezocht.

De stucomlijsting rondom en boven de ramen met een kuif en raambefje, lijken daarentegen weer op toevoeging uit de Barok. De stijl waarin dit huis ontworpen is een eclectische mix van stijlen uit het verleden. Veel architecten in de negentiende eeuw gebruikten een combinatie van elementen uit verschillende stijlperiodes. Ze namen de vrijheid deze naar eigen inzicht toe te passen. Het ‘versmelten’ van verschillende bouwstijlen tot nieuwe architectuur werd in de loop van de negentiende eeuw heel populair. Dat kon ver gaan. Een aristocratisch echtpaar uit de achttiende eeuw liet hun huis in twee verschillende stijlen ontwerpen. De vrouw koos voor een gotische achterkant van het huis; de man, aan de voorkant, voor classicisme.

Naast het eclecticisme ontwikkelen zich verschillende "echte" neo-stijlen. Dat wil zeggen: stijlen gebaseerd op één vroegere periode - en dan systematischer dan de bij het eclecticisme het geval was. Met de keuze voor een bepaalde neostijl kon de opdrachtgever zijn maatschappelijk-culturele visie tonen. De neorenaissancestijl drukte een humanistisch levensideaal uit. Bovendien werd het gezien als de architectuur van de Hollandse glorietijd.
De historiserende of eclectische gebouwen werden in de negentiende eeuw geprezen, maar in de twintigste eeuw verketterd en bestempeld als producten van een 'lelijke tijd'. De eclectische manier van bouwen werd lange tijd beschouwd als een dieptepunt in de architectuurgeschiedenis. Tegenwoordig wordt er minder negatief over geoordeeld, architecten gingen ook toen zorgvuldig te werk en maakten weloverwogen een keuze uit eerdere stijlen. In feite was het een goed doordacht samengaan van traditie en moderniteit, want er werden ook nieuwe bouwmethoden toegepast.

De ingang heeft een terugliggende deur met Art Déco motieven. Onder de ramen van de verdieping is een kordonlijst aangebracht. Boven de ingang is een balkon met een smeedijzeren hek dat rust op voluutconsoles. Ook de kroonlijst heeft voluutconsoles. De balkondeur heeft glas-in-lood en geëtst glas. 
Het schilddak draagt hoekschoorstenen met een rookkap, en is gedekt met tuile du nord-pannen. Op de stoep voor de woning hangen kettingen tussen hardstenen palen. 
De haakse aanbouw heeft een zadeldak uit ca. 1910, met speklagen en getoogde ramen en een hierop aansluitende tuinkamer onder een schilddak. Op de scheiding tussen het voor- en achterhuis bevindt zich een trap met balusters.

Binnen bevinden zich twee kelders, een met een tongewelf onder het voorhuis, uit de oudste bouwfase. Een middengang loopt door in de aanbouw van ca. 1900. Dubbele deuren met geëtst glas geven toegang tot de diepe tuin. Verschillende kamers hebben een rijk stucplafond met ranken, festoenen, vruchtenkorfjes, putti en vogels met nesten.

Veel details in het oudste deel van deze woning zijn nog origineel, zoals brede paneeldeuren uit de oudste bouwfase.  De kapconstuctie bestaat uit vier, deels hergebruikte spantjukken met driehoeksspanten uit de oudste bouwfase.

Vergelijk dit pand met de woning aan de Prior van Milstraat en huize ter Linde.

3.4.13

7. Brandenburgstraat

thema VII  
woningen Brandenburgstraat

In de tweede helft van de 19de eeuw voelde de overheid zich volstrekt niet verantwoordelijk voor de huisvesting van haar burgers. Gemeenten hadden geen enkel middel om de huisvesting voor arbeiders en armen te verbeteren. Toch begon langzaam het besef door te dringen dat de slechte huisvesting het ontstaan van ziekten als cholera en tyfus in de hand werkt. Binnen de gegoede burgerij werden echter wel initiatieven ontplooid om goede arbeiderswoningen te bouwen. Deze betrokken burgers hadden kritiek op de traditionele armenzorg die niets deed om de minderbedeelden aan te sporen hun eigen levensomstandigheden te verbeteren. In Nederland ontstond de sociale woningbouw na 1852 doordat particulieren woningbouwverenigingen oprichtten om arbeiderswoningen te bouwen. Lees hierover meer bij route 1: de vorstenburg.

Pas na 1902 begon de overheid de volkshuisvesting organiseren, in de Woningwet werden de eisen waar woningen aan moesten voldoen vaststeld. In vrijwel alle dorpen en steden werden daarna nieuwe woonwijken met woningwetwoningen gebouwd. Met de Woningwet bepaalde de rijksoverheid het kader van het volkshuisvestingsbeleid. De uitvoering daarvan ligt ook nu nog in handen van de gemeenten. De rijksoverheid bepaalt waaraan gebouwen, woningen en openbare ruimten moeten voldoen, de gemeenten moeten een gemeentelijk bouwtoezicht instellen en een bouwverordening vaststellen.

heropbouw

Na de Tweede Wereldoorlog was de woningvoorraad kleiner en kwalitatief slechter dan in de periode daarvoor. Om de oorlogsschade te herstellen werden tussen 1946 en 1972 in Nederland twee miljoen sociale huurwoningen gebouwd. Toch bleef de woningnood, veroorzaakt door de bevolkingsexplosie in de jaren ’50. Bovendien wilden alleenstaanden zelfstandig wonen en jongeren steeds eerder op eigen benen staan. Rond 1970 werden er maar liefst honderdvijftigduizend woningen per jaar gebouwd. Dit was mogelijk door standaardisatie en prefabricage in de bouw.

Om aan de behoefte aan woningen te voorzien liet Uden in de jaren '50 eerst een aantal geprefabriceerde houten huizen bouwen aan de Prof. Pulsersstraat. Deze werden in onderdelen vanuit Oostenrijk geleverd. De aanvoer vond plaats met de trein (tot 1978 liep er vanuit Duitsland een goederenspoor naar Uden). Dat voorzag echter niet in de enorme behoefte aan woningen, daarom werden in Uden grote woningbouwprojecten opgezet.

De woningbouw heeft tot 1960 in het teken gestaan van soberheid.
De architectuur van de naoorlogse wijken is sterk beïnvloed door de denkbeelden van het modernisme en functionalisme. Modernistische architecten zochten naar eenvoud en eerlijkheid vanuit het principe: 'less is more'. De functie stond bij elk ontwerp centraal: elk overbodig detail werd weggelaten, de stijl is eenvoudig en objectief. Maten en verhoudingen moesten perfect zijn. Het ging om zuivere essentie, eenvoud en objectiviteit: materiaal en ruimte moeten voor zichzelf spreken. 

De sobere en geometrische vormgeving kon worden verwezenlijkt met moderne materialen als gewapend beton en staal. Horizontale raampartijen lieten licht en lucht binnen.

De invloed van de architectuur van het modernisme na de oorlog ontstond vanuit zowel een ideologisch als vanuit een praktisch perspectief. De idealen van dit functionalisme kwamen voort uit een vooruitgangsgeloof en naoorlogs optimisme: deze architecten waren van mening dat architectuur niet alleen kon bijdragen aan een groter woongenot, maar ook aan een betere wereld.
Daarnaast had modernistische architectuur een praktisch voordeel: het wordt gekenmerkt door standaardisering en soberheid. Daardoor was het bij uitstek geschikt voor snel, goedkoop en efficiënt bouwen, een eerste noodzakelijkheid tijdens de wederopbouw. 
Tussen 1950 en 1960 ontwierp architect Jos Bijnen (1916-1993) de woningen in de Brandenburgstraat en omgeving. Dit was een van de eerste grote woningbouwprojecten in Uden na 1950. De woningen hebben voor die tijd een bijzondere architectuur. Architect Jos Bijnen was vertrouwd ook met de architectuur van de Bossche school, waarbij maat en verhoudingen een belangrijk uitgangspunt waren. De stijl van de Bossche school en het functionalistische modernisme sloot goed aan bij de voorgeschreven standaardisatie waarmee het bouwproject door de gemeente betaalbaar werd. 
De wijk rond de Brandenburgstraat heeft daarom een rationele, rechthoekige verkaveling. Het bestaat uit halfopen of gesloten bouwblokken. In het gebied komt uitsluitend aaneengesloten bebouwing voor. Het kleur- en materiaalgebruik is traditioneel.

Dit type huis werd in die tijd beschouwd als een goede gezinswoning. De woning heeft twee verdiepingen, dus voldoende slaapkamers. De woonkamer is relatief groot, er zijn grote ramen in de woon- en slaapkamers (doorzonwoning). Er is een tuin (voor en achter), de achtertuin is vanuit de keuken bereikbaar en er is ruimte voor het huis waar kinderen kunnen spelen.
Het woonblok tussen de Brandenburgstraat en de Kleefsestraat bestaat uit woningen in drie lagen met een plat dak. De overige woningen hebben twee bouwlagen met langskap. De huizen met drie bouwlagen zijn voorzien van platte daken en twee aan twee  geschakeld met een lager tussenlid. 

In het ontwerp is duidelijk te zien dat de architect heeft geprobeerd verschillende woningen tegelijk te ontwerpen. Het meest herkenbare vormgevingsaspecten van het woningcomplex aan de Brandenburgstraat is het ritme en de herhaling van bouwvolumes, de raampartijen en de maatvoering.
De rooilijn is bij de woningen niet overal gelijk. De woningblokken verspringen iets ten opzichte van rooilijn, om de strakke bouwvolumes iets speelser te maken. Zo worden ook de verschillende bouwvolumes benadrukt en ontstaat meer dynamiek.

Hetzelfde principe is toegepast bij de pas opgeleverde sociale huurwoningen in Velmolen van Bonnemayer architecten. Route 12 leert je meer over sociale woningbouw in de 21ste eeuw.

7. organische bouwkunst

thema XII
Bronkhorstsingel 7 

vrije basisschool de Zevenster

De gefacetteerde vormen en de aan een bovenhoek afgeschuinde ramen van deze antroposofische school worden door architecten Alberts & Van Huut veel toegepast. De Nederlandse architect Alberts is van mening dat kubusachtige ruimtes een mens 'hoekig' en rationeel maken. Een rechte hoek is een haakse ontmoeting van twee lijnen: ze staan lijnrecht op elkaar, de meest afstandelijke benadering. Een wat lossere opvatting, met bijvoorbeeld schuine plafonds, schuine hoeken en een wat beweeglijkere vormgeving zou de mensen vriendelijker en vrijer doen zijn. De functie van een ruimte of element wordt ook vaak beter ondersteund met beweeglijker of ronde vormen. 

antroposofische bouwkunst

De antroposofie is gebaseerd op de ideeën van Rudolf Steiner: hij gaf vanuit zijn mensbeeld onder meer impulsen tot onderwijsvernieuwing (vrije scholen), de biologisch-dynamische landbouw en formuleerde hij uitgangspunten voor organische architectuur.
Voor Steiner was het begrip metamorfose uitgangspunt bij het ontwerpen van gebouwen. Hij wilde vormen scheppen die 'innerlijk leven uitdrukken’ en nam vormprocessen als leidraad. In navolging van Goethe (Versuch die Metamorphose der Pflanzen zu erklären, 1790) deed hij onderzoek naar vormende krachten in de plantenwereld door de groei van planten nauwkeurig te bestuderen. Zoals Goethe al had gesteld, komen alle zichtbare delen van een plant (bladeren, bloemen, meeldraden, stamper) uit één basisprincipe voort. Ze vormen in de groei een opeenvolging van elementen die telkens van vorm veranderen. 

Zoals een plant zich ontwikkelt van kiem tot blad, van bloesem en vrucht, wil de antroposofische bouwkunst in ieder onderdeel hetzelfde motief laten terugkeren in steeds weer gemetamorfoseerde vormen. Ieder onderdeel komt volgens een wetmatigheid voort uit het vorige en vormt een overgang naar de volgende vorm. Pas dan kan je spreken van organische, antroposofische architectuur. Niet zozeer de uiterlijke vormen van planten worden in het ontwerp zichtbaar (zoals in de Jugendstil) - maar het ontwikkelingsprincipe van planten en de hele kosmos. 

Veel antroposofische gebouwen hebben afgeschuinde hoeken en aflopende kappen. Dat heeft een reden. Een deur bijvoorbeeld, draait aan één lange zijde en gaat meestal maar voor 2/3 open. De mens passeert op 1/3 van de breedte door de opening. Daar moet dus het hoogste punt zijn. Door het toepassen van zo'n asymmetrische vorm wordt zowel de relatie met de menselijke gestalte als de richting waarin de deur opengaat zichtbaar.

Wanneer alle onderdelen van het gebouw samenwerken, wordt het levende, ‘sprekende’ architectuur. Ontstaan uit een gemeenschap, heeft het een relatie met de omgeving - net als de materialen waarvan het gemaakt is.
Bekende gebouwen in deze energiezuinige, organische bouwwijze zijn het kantoorgebouw van de Gasunie in Groningen en de ING-bank (1984) in Amsterdam. Het is een expressionistische stroming. De basis ligt in de Jugendstil en de architectuur van de antroposofie. Eigenschappen van de antroposofische architectuur zijn een plastische vormgeving, het gebruik van natuurlijke materialen [zoals baksteen en hout], aan de natuur ontleende vormen, milieubewust bouwen en integratie met de omgeving. Er wordt onder meer gebruik gemaakt van de Gulden Snede. De vijfhoek is een veel gebruikte vorm. In de projecten wordt de reeks regenboogkleuren, dus geen zwart, grijs en wit, toegepast. In het ontwerpproces boetseren sommige architecten, soms met de opdrachtgevers, maquettes van klei, eerste schetsen worden opgezet met zacht krijt.
bron   bron  

organische bouwkunst 

In ruimere zin is organisch bouwen een architectuur die zich laat inspireren door de mens en de natuur. Een voorbeeld daarvan is de architectuur van Antoni Gaudi. De organische architectuur kwam eind 19de eeuw voort uit een zoektocht naar een eigentijdse stijl, zonder dat werd teruggegrepen op stijlkenmerken uit het verleden. Naast Antoni Gaudi en Rudolf Steiner, waren Frank Lloyd Wright en Imre Makovecz pioniers van organisch bouwen. Friedensreich Hundertwasser was de meest uitgesproken architect van de organische bouwkunst: de rechte lijn was volgens hem een door de mens bedacht dodelijk gevaar, de architectenliniaal een moordwapenHij noemde de modernistische stijl van het Bauhaus, het Nieuwe Bouwen, misdadig.
'De rechte lijn is goddeloos en immoreel. Het is geen scheppende maar een reproducerende lijn. Hierin is God evenmin aanwezig als de menselijke geest'. De moderne woningbouw noemde hij 'gevoelloos, dictatoriaal, agressief, steriel, koud, onpoëtisch, onromantisch, anoniem en gapend leeg. Een drogbeeld van functionaliteit'.
Met manifesten richtte Hundertwasser zich tot de openbaarheid, in verzet tegen de 'onmenselijkheid' van de moderne hoogbouw. Zijn 'sprookjesarchitectuur' moet in de natuur opgaan: bomen moeten uit de ramen kunnen groeien, daken zijn vaak beplant. Aan de basis van zijn ontwerpen ligt de spiraalvorm.
'Voor mij is de spiraal een symbool van het leven. Ik geloof dat de spiraal daar is waar de statische materie ophoudt en iets levendigs begint. Mijn spiraal is niet geometrisch, het is een biologische spiraal die niet kan worden nagemeten. Ze bevat uitstulpingen, obstakels en losse deeltjes in het midden en aan de randen. Mijn spiraal groeit als een plant'
Geïnspireerd door schoolgebouwen in Duitsland, werd in 2007 -naar ontwerp van Hundertwasser- bij Valkenburg een Ronald McDonaldhuis gebouwd, de Kindervallei

8. Moskee

thema XIII
Aan de Kennedylaan staat de Islamitische Süleymaniye Moskee. Een moskee is een islamitisch gebedshuis. Het huis van Mohammed in Medina wordt als eerste moskee beschouwd. Omdat het gebed centraal staat kunnen moskeeën sober van opzet zijn, maar meestal zijn het toch indrukwekkende gebouwen met rijke, symbolische decoratie.

Er wordt gebeden in de richting van Mekka. Eén muur in de moskee staat loodrecht op deze gebedsrichting, de qibla. De mihrab, een nis in deze muur, geeft de qibla aan. Aan de kant van de mihrab staat een minbar, een preekstoel. Vanaf de minbar wordt op vrijdag de preek gehouden als er gezamenlijk in de moskee wordt gebeden.

Traditioneel hebben mannen en vrouwen gescheiden afdelingen. Dit zou 'onreine' gedachten, die de aandacht van het gebed kunnen afleiden, voorkomen. Ook de rituele reiniging voorafgaand aan het gebed komt hieruit voort. In de Koran wordt echter niet voorgeschreven dat vrouwen en mannen gescheiden moeten bidden. In één van de oudste moskeeën in Mekka bidden mannen en vrouwen gezamenlijk.

Net als het Christendom is de Islam een monotheïstische godsdienst. Maar zijn geen sacramenten, geen priesters en geen hiërarchie. Wel neemt Abraham als aartsvader ook in de islam een centrale plaats in.

De islam is een heldere godsdienst, want zij rust op vijf ‘zuilen’, de geloofsplichten: de geloofsbelijdenis, het gebed, het geven aan de armen, het vasten tijdens de maand Ramadan en als vijfde de bedevaart naar Mekka.

De Moskee is vernoemd naar sultan Süleyman I (1494-1566) die over het Ottomaanse rijk regeerde. Hij maakte naam als rechtvaardig heerser en wetgever. Zijn bewind was tolerant: joden, christen en moslims hadden vrijheid van religie.

symboliek

Hoewel de Koran geen beeldverbod kent, worden er in de decoratie nauwelijks herkenbare, realistische afbeeldingen gebruikt. Deze terughoudendheid gaat terug op aanwijzingen van Mohammed, die beeldverering in rituelen wilde voorkomen. De beeldtaal in de moskee beperkt zich daarom tot tweedimensionale ornamenten, kalligrafie, symbolen en decoratieve motieven.

Het belangrijkste symbool van de islam is een maansikkel, vaak samen met een vijfpuntige ster. De islamitische kalender is gebaseerd op de maancyclus: de maansikkel heeft de vorm van de nieuwe maan. Met de nieuwe maan begint ook de nieuwe maand, daarom is het een symbool voor een nieuw begin, het licht na de duisternis. De vijfpuntige ster (Jupiter) verwijst naar de vijf zuilen (geloofsplichten) van de islam.

De maansikkel staat op de koepels van veel moskeeën: het is een oeroud symbool. In het Midden-Oosten was het nog een overwinningssymbool, in het Perzische (3e-7e eeuw) en het Byzantijnse Rijk (5e-15e eeuw) werd de maansikkel op kronen afgebeeld. Van politiek symbool van het Turkse Rijk is het langzamerhand een godsdienstig symbool geworden voor alle moslims. Ook in de christelijke iconografie heeft de maansikkel betekenis: niet alleen Maria, maar ook de Udense Lieve Vrouwe ter Linde wordt staande op een maansikkel afgebeeld.

Hoewel groen de traditionele kleur is van de Islam, staat de kleur blauw symbool voor alles wat geestelijk is, voor adellijkheid, reinheid, vroomheid en voor de hemel.

mathematica

De verhoudingen van de moskee zijn gebaseerd op de principes van de Islamitische mathematica.

Vanaf ca. 750 tot in de twaalfde eeuw beheerste de islamitische mathematica de wiskundige wereld, in eerste instantie vond het toepassing in de sterrenkunde en in de astrologie.

Pythagoras, die studeerde aan een Egyptische mysterieschool, doceerde al dat getallen de kern van alle bestaande dingen bevatten. Volgens Pythagoras is de kosmos geordend naar de getalsverhoudingen, hij noemde dit de 'harmonie der sferen', de muzikale opbouw van het heelal.

Voor grote Islamitische wiskundigen was zuivere wiskunde 'als zeep om het stof uit je geest weg te wassen'.


In Marokkaanse moskeeën speelt het getal vijf een belangrijke rol, het verwijst naar de vijf 'zuilen' van de Islam. Turkse moskeeën zijn daarnaast traditioneel vaak geënt op de regelmatige achthoek (octagon).


De Udense Süleymaniye Moskee is opgetrokken in eigentijdse architectuur met de kenmerkende islamitische elementen als een koepel en een minaret. Net als de kaäba in de Grote Moskee van Mekka is de gebedshal een kubusvormig gebouw, ook de Süleymanmoskee in Istanbul is naar het model van de Ka’aba gebouwd. De kubus is een van de vijf platonische lichamen, reeds beschreven door Plato, waarin o.a. twee maal het volmaakte getal vier voorkomt en symbool voor duurzaamheid. De zuilen vertegenwoordigen daar de oude beschavingen uit het pre-islamitisch tijdperk; elke zuil is namelijk samengesteld uit de overblijfselen van een andere beschaving, waaronder Egypte, Babylonië en Rome. De koepel vertegenwoordigt de Islam, die zich uit de erfenis van de mensheid uit het verleden opricht.
ontwerptekeningen
De binnenkant van de moskee symboliseert het paradijs. De fonteinen van het paradijs worden vertegenwoordigd door een waterbassin dat gebruikt wordt voor de rituele wassingen voor het gebed. Ook kunnen de vier zuilen van het bouwwerk, vier zuilen van de islam vertegenwoordigen (de vijf dagelijkse gebeden, vasten, bedevaart en liefdadigheid) en de koepel het geloof.

Bij de moskee staat een lange, smalle toren: de minaret. Vanaf een minaret wordt vijf maal per dag opgeroepen tot gebed door (de stem van) de muaddhin. Deze oproep wordt azan genoemd, en heeft in de islam dezelfde functie als kerkklokken in het christendom.
Ontwerpen voor een moskee zijn vaak traditioneel, met vertrouwde Marokkaanse, Turkse of Hindoestaanse stijlkenmerken. Dan gaat het om het verschil tussen een koepel (Turks) of een tentdak (Marokkaans) en tussen vierkante torens (Marokkaans) of ronde minaretten.
De keuzes die worden gemaakt voor de vorm, de indeling en de koepels weerspiegelen de varianten binnen het Islamitische geloof. Net als het christelijke geloof heeft de islam veel substromingen. De vormentaal laat zien welke plaats het moskeebestuur inneemt in het religieuze veld. De religieuze positie bepaalt de vorm, niet de architectonische esthetiek.
Een van de architecten die daar niet gelukkig mee is, Ergün Erkoçu, wil de overstap maken van ‘heimweearchitectuur’ naar 'een uniform en flexibel gebouw, waar religie en samenkomst centraal staan’. Want een moskee is niet alleen voor het gebed, het is ook een ontmoetingsruimte, een voorzetting van de straat. Erkoçu ontwierp in 2003 samen met Abdeluahab Hammiche een modern alternatief, dat hij de poldermoskee noemde. Het ontwerp heeft geen minaretten, maar wel een ellipsvormige koepel, een grasdak, windmolens, een foyer, winkels, een hamam, expositieruimte, film- en feestzalen, een grand café en zonneterras. Met lichtsignalen wordt er opgeroepen tot gebed.


 
Enkele begrippen uit de islamitische architectuur: Hussainia - Iwan - Kaäba - Külliye - Madrassa - Mihrab - Minaret - Minbar - Muqarnas - Qibla - Sahn - Türbe - Windvanger

8. Udens College

thema XIV
Scholen ontwerpen is een vak apart. Met beperkingen als een krap budget en gemeentelijke bouwrestricties, willen architecten toch een inspirerende en gezonde leeromgeving voor leerlingen ontwerpen. Het studiehuis van het Udens College is ontworpen door de Udense architect Jan van Herpt. Dit in 2000 opgeleverde gebouw sluit aan bij een al bestaand gebouw uit 1978, waarin de onderbouw gehuisvest is. Een brug vormt de verbinding op de verdieping.

De leslokalen en studieruimtes zijn gehuisvest in een haaks geplaatst gebogen blok met drie verdiepingen, dat de begrenzing vormt van het zowel het schoolplein als het naastgelegen park. Lange rechte gangen zijn vermeden door de vorm van het hoofdgebouw. Circulatieruimten gaan over in werkplekken. Er is gekozen voor een flexibele opzet van de binnenwanden.

Het studiehuis heeft een mediatheek die ruimte biedt aan computers en vrije werkplekken. Tussen de twee horizontaal gerichte delen van het studiehuis is aan de kant van de weg een hoger, verticaal blok geplaatst. Om het contrast te versterken heeft dit gebouw een lichtgrijze kleur.

de Rooie School

Het studiehuis is verbonden met de 'Rooie School', een doordacht ontwerp van architect Leo Heijdenrijk (1932-1999) voor het toenmalige Kruisheren Kollege, waarin sinds 2000 de onderbouw is ondergebracht. Heijdenrijk ging in 1978 uit van de belevingswereld van het lerende kind en de sociale omgeving die een school vormt. Het werk van Heijdenrijk wordt tot het structuralisme gerekend.


Kenmerkend voor het structuralisme (1959-1990) is dat het gebouw bestaat uit een aantal kleinere eenheden, gegroepeerd rondom een grotere ruimte. De kleinste eenheden zijn terug te voeren op de menselijke maat. De gebouwen hebben vaak een opbouw die doet denken aan een soort dorp of kleine stad met een hiërarchische opbouw, collectieve ruimtes en meerdere ingangen. De kubusvorm wordt veel gebruikt in het structuralisme. Het is een Nederlandse stroming die opkwam in de jaren zestig, en materialen zo wil toepassen dat de gebruikers zich het gebouw makkelijk 'eigen' kunnen maken. De mens moet centraal staan.

De structuur van een gebouw wordt gezien als een uiting van sociale en functionele relaties, het uitgangspunt is dat de architectuur sociale processen dient te ondersteunen. Deze benadering leidt tot een basisstructuur, module of raster, dat bedoeld is om voortdurend aan de behoeften van de gebruikers tegemoet te komen en wensen tot uitbreiding of hertoepassing mogelijk te maken.
Structuralistische projecten zijn voorbereid op toekomstige uitbreidingen, dit kan relatief eenvoudig door nog meer elementen aan het gebouw te koppelen.
Bij dit ontwerp uit de jaren zeventig voor het Udens College is goed gekeken naar de functie en daarnaast naar de onderwijsfilosofie. Een goed schoolgebouw moet ruimte bieden aan verschillende vormen van onderwijs met klassikale lessen, groepswerk en individuele instructie. Centraal in het gebouw ligt een hoge sportzaal: 'Mens sana in corpore sano', een gezonde geest in een gezond lichaam. Om de sporthallen en de naastgelegen, verhoogde aula liggen zes 'clusters' van zes lokalen rondom een clusterhal gegroepeerd. Vanuit de lokalen is er vrij zicht op de centrale hal, waar leerlingen eventueel zelfstandig aan het werk kunnen, maar er toch oogcontact gemaakt kan worden met de docent die in het lokaal de klas begeleidt. Op de verdieping zijn nog twee van dergelijke clusters gebouwd.

bouw in 1978
Het schoolgebouw is opgetrokken uit organische materialen met een natuurlijke gevoelswaarde: baksteen en hout. De vloeren zijn grotendeels bedekt met keramische tegels in een warme tint. In het hele gebouw zijn de houten draagbalken van de dakconstructie zichtbaar gebleven. De rode tinten waarmee het vele houtwerk is beschilderd, zijn geënt op het traditionele ossebloedrood van boerenwoningen. Het zou ook een stimulerende invloed hebben op de gebruikers van het gebouw.

De verspringende daken zijn belegd met keramische pannen. Bij de ingang aan de 'Drossaard-zijde is een open ruimte voor honderden fietsen verdiept aangelegd. Rondom is groen aangebracht, waardoor de stalling vanaf de straatzijde aan het oog onttrokken wordt.
zicht op de 'Rooie School' vanaf de straat
De raampartijen creëren zowel binnen als naar buiten open verbindingen. In het dak zijn ook lichtstraten aangebracht, zodat in de lokalen en clusterruimten natuurlijk daglicht binnenvalt. Daarnaast hebben de clusters en algemene voorzieningen een eigen luchttoevoerunit en afzuigventilatoren die zorgen voor ventilatie. Alle bouwonderdelen zijn voorzien van een eigen thermostatische temperatuurregeling.
Het gebouw biedt onderdak aan ca. duizend leerlingen met een grote aula, drie gymzalen, een fitnessruimte, een mediatheek, computerruimtes, repetitieruimtes voor presentaties en werkplekken voor leerlingen die even wat rust nodig hebben.

De school voegt zich naar de omgeving, de frisse kleurstelling zorgt voor een accent. Dit bijzondere schoolcomplex ligt verscholen in het groen (gras, laagblijvende bodembeplanting, oude notebomen, beuk, linden, eiken en kastanjes). Met de kleinschalige opbouw is ingespeeld op de landschappelijke omgeving. De maatvoering sluit aan op de bestaande bebouwing, waardoor deze grote school (53.900m2) zich harmonisch voegt naar de woonwijk Raam/Melle.

De indeling van het gebouw is verdeeld in zes vakgroepen: Beeldende vakken en Techniek, Wis- en Natuurkunde, Geschiedenis/Aardrijkskunde, Frans, Duits en Engels, Nederlands en Scheikunde/Biologie. Elke vakgroep beschikt over zes lokalen rondom een centrale clusterhal, die kan worden ingericht als studieruimte, bibliotheek of met computerunits. Een van de clusters is bestemd voor administratie en schoolleiding.
Elk cluster kan worden afgesloten en beschikt over een eigen garderobe, toiletblokken en technische installaties. Doordat de wanden tussen de lokalen niet dragend zijn, zijn naar wens half- of geheel open leer- en studieruimten te realiseren.

De clusters liggen in een krans rondom de aula, die ook als overblijfruimte in gebruik is. Vanuit de aula zijn aan weerszijden trappen, die toegang geven tot de sportzalen. De activiteiten in deze ruimten zijn zichtbaar door de ramen in het gangencircuit. Met de opbouw in vakgroepclusters -van elkaar gescheiden door het gangencircuit- rond het centrale middengebied, wordt ook het geluid in de school trapsgewijs gereguleerd: van stilte naar lawaai. In de les- en praktijklokalen heerst de meeste rust, de clusterhallen dienen als geluidsbuffer tegen het lawaai op de gangen.


De sfeer in het gebouw wordt mede bepaald door de lichtinval. Elk klaslokaal heeft aan de gevelzijde een schuine, glazen afvlakking, waardoor er naast zijlicht ook bovenlicht naar binnen valt. Deze lichtstraten lopen door boven de clusterhallen, waardoor ook in het midden van de clusters natuurlijk licht naar binnen valt.
De schuine vlakken zijn beeldbepalend voor het exterieur van de school.
De inspringende delen van de bouwstructuur geeft het gebouw een ritmische plasticiteit. Het afwisselende spel van licht en schaduw versterkt de sculpturale uitstraling van de school.

Voor dit bijzondere ontwerp, waarin constructie en ruimte harmonieus samengaan, kreeg architectenbureau Heijdenrijk in 1980 de J.A. van Eck prijs toegekend.
Lees HIER meer over de bouw van de 'Rooie School'.

structuralisme

De structuralisten ontwikkelden ideeën over 'architectuur die de sociale en individuele behoeften van bewoners respecteert'. Zij wilden een architectuur en stedenbouw met een menselijke maat, waar de gebruikers zich thuis konden voelen. Doordat deze architecten lesgaven aan architectuuropleidingen en artikelen schreven voor het architectuurtijdschrift Forum, verspreidden hun ideeën zich snel. Zij wilden de afstand tussen traditioneel bouwen en modern bouwen verkleinen.

Aldo van Eijck (1918-1999) was een strijdbare man die architectuur wilde vernieuwen. Zijn bekendste en meest invloedrijke gebouw - het Amsterdamse Burgerweeshuis - is een complexe structuur die ontstond vanuit zijn overtuiging dat een huis als een kleine stad moet zijn om een thuisgevoel te kunnen bieden.

Een gebouw moest niet alleen het product zijn van functionele eisen, maar het resultaat van een dialoog met alle betrokkenen. Geen louter intellectueel en rationeel ontwerp alleen: van Eijck moedigde zijn collega-architecten aan om over een ontwerp op een holistische manier na te denken. De manier waarop het licht weerkaatst op oppervlakken, de tussenruimten die architectuur onbewust creëert, de manier waarop mensen reageren op verschillende fysieke omgevingen. Hij was ervan overtuigd dat immateriële zaken een belangrijke rol spelen bij gebouwen: ons gevoel voor drempelwaarden, de maten en verhoudingen, onze gevoeligheid voor licht en schaduw, de manier waarop we een gebouw intuïtief ervaren. 

Zijn toespraken en publicaties in Forum laten zien dat hij niet alleen gefascineerd was door structuur en vorm, maar ook door de rol van architectuur in primitieve culturen. Van Eijck bezocht verschillende malen het Dogon volk in Noord-West-Afrika om hun inheemse woningen te bestuderen. Hij publiceerde artikelen en gaf lezingen over wat hij zag als belangrijke lessen voor westerse architecten en stedenbouwkundigen. 



Andere architecten van het structuralisme zijn Piet Blom en Herman Hertzberger (architect van het kantoorgebouw van Centraal Beheer en theater Markant) en Leo Heijdenrijk. Ook zij ontwierpen gebouwen vanuit een aaneenschakeling van basiseenheden (celstructuren). Het resultaat van deze aaneenschakeling van herhaalde vormen is een structuur die in alle richtingen is uit te breiden. De 'Rooie School' in Uden is hiervan een mooi voorbeeld.

De structuralisten dachten ook na over nieuwe vormen van stadsplanning. Voorbeelden van hun ideeën zijn de kubuswoningen en de Kasbah, een woonwijk van Piet Blom.


Lees meer over het structuralisme bij route 11. theater Markant en route 12. winkelpand Van Oort.

bron
bron: bouwwereld - 75 - nr. 18 (14 september 1979)